Met de zomp in Laar

 

Door Antje Köller

 

In de zomermaanden kunnen belangstellenden met “De Mölle” tussen Laar en Gramsbergen over de Vecht varen. “De Mölle” is een kopie van een Vechtzomp, een platboden scheepje. Deze schepen vervoerden  in de Middeleeuwen stroomafwaarts Bentheimer zandsteen en stroomopwaarts koloniaalwaren vanuit Nederland een en ander volgens de informatie van de VVV. Vandaag wil ik zo’n tocht maken.

 

Ik ben al vroeg bij de aanlegsteiger en ga in de zon zitten. Ik fantaseer over hoe het er hier een paar eeuwen geleden mogelijk heeft uitgezien. De Vecht meanderde hier door het landschap en was nog niet ingesloten door hoge dijken. Een molen was er destijds in Laar nog niet, ook was er geen brug over de rivier. Wel kon men toen al vanuit de verte het rode dak van de oude kerk met daarnaast de houten klokkentoren, Huize Laar en het oude veerhuis zien liggen.

 

Terwijl ik in het zonnetje zit te dromen verspringt de tijd en doemt er in mijn dromen in de mist stroomopwaarts een mast op. Deze hoort bij de zomp van Hinnerk en zijn knecht Jan. Ze transporteren Bentheimer zandsteen naar Zwolle. Jan staat aan de boeg met in zijn handen de lange vaarboom en kijkt naar de steile oeverkant aan de rechterhand. Oeverzwaluwen schreeuwen en een koude wind komt hem vanaf de oever tegemoet. Is dit de plek waar de geesten bij elkaar komen, die de oude molen van Laar naar Emlichheim hebben gesleept? De zomp komt  gevaarlijk dicht bij de oever. Een krachtige stoot met de vaarboom vanuit het midden van de rivier en Hinnerk kan aanleggen.  Hier moet de zomp wachten op de inspecteur, die de lading Bentheimer zandsteen keurt. Jan gaat op weg naar Gesine en Harm. De boeren hebben het bij dit mooie weer vast nog druk met het binnenhalen van het hooi en Hinnerk en Jan kunnen vast wel helpen tegen kost en inwoning.

 

Gesine is heel blij met de extra hulp en stuurt Jan meteen naar de weide. Voor morgen wordt zwaar onweer voorspeld en daarom moet voor die tijd het hooi nog van het land. In Laar staat  Harm’s broer Evert bekend als de weergoeroe; hij kan het weer voorspellen als geen ander. Als jonge jongen heeft hij tijdens het oogsten van het hooi zijn been ooit gebroken. Dat is niet goed genezen en telkens als het weer omslaat, heeft hij last van helse pijnen. Jan pakt een hark en begint te hooien. De zon steekt en hij zweet. Harken, harken, harken, bukken en ophopen. Het droge, harde gras prikt in de huid van zijn gezicht en armen. Er ontstaan kleine wondjes en het zweet brandt zo in de huid. Hij moet door! Voor hem schudden knechten en buren het hooi. Nog droogt het goed. Hinnerk is er nu ook. Langzaam ontstaan er meer schoven, morgen moet het alleen nog op de wagen. Er is avondeten als het donker begint te worden. Gesine heeft voor iedereen drie plakken brood gesneden. Midden op de tafel staat een pan met een mengsel van spekvet, meel en melk. Zwijgend doopt eenieder zijn brood in de pan tot er niets meer over is. Hinnerk en Jan slapen samen met de knechten in het hooi.

 

De haan kraait. De nacht heeft voor weinig afkoeling gezorgd. Het belooft een warme, zwoele dag te worden. De knechten duwen de grote hooiwagen naar de weide. Het hooi wordt met houten hooivorken op de wagen geladen en daar gelijkmatig verdeeld. Alles is goed droog. Hopelijk regent het niet zo snel!  Eerst aan de hooivork, dan op de wagen en vervolgens gelijkmatig verdelen.

 

Tegen de middag doemen boven Nederland hoge witte wolken op. Dat betekent niet dat er meteen onweer komt. De grote hooiwagen is volgeladen en met z’n allen duwen ze de wagen naar binnen. Het hooi moet op de grond worden gestapeld. Nu zijn de twee kleinere wagens nodig. En weer betekent dat: het hooi opladen en verdelen. De dreigende witte wolken waren verdwenen, maar boven Wilsum is het donker geworden. Dat betekent dat er mogelijk onweer opkomst is. De zon steekt en er is geen zuchtje wind. Stof maakt het moeilijk normaal te ademen. Er ligt nog veel hooi, we moeten dus doorwerken. Langzaam maar zeker raken de wagens vol, maar ook de donkere lucht komt dichterbij. Was dat gerommel? Nu moet  de eerste wagen snel geladen worden en dan ermee naar binnen! Gelukt!

 

Bliksem en even later donder. De tweede wagen is snel volgeladen. Hij moet de hele weg worden geduwd. Het wordt donker. Donder en bliksem komen steeds korter na elkaar. Hinnerk zet het op een rennen. Hij moet naar de zomp. Bij zware wind, regen en golven kan er te veel water in het schip lopen. Jan blijft en helpt om de tweede wagen naar de boerderij te duwen. Er komt een zware wind opzetten. Een paar dienstmeiden gaan op het hooi liggen, zodat het er niet afwaait. Bliksem en donder komen nu bijna gelijktijdig. De baander van de boerderij is echter bereikt. Het begint ook al te gieten. Jan rent weg, hij moet Hinnerk helpen om het schip vast te leggen. Hinnerk had de zeilen over het open laadruim getrokken, zodat de regen niet naar binnen liep. Desalniettemin moet er nog water uit het scheepsruim worden geschept. Langzaam maar zeker volgen bliksem en donder elkaar in minder kortere perioden op, de wind is niet meer zo heftig, er valt minder regen en het klaart op. 

 

In de verte is slechts nog een licht gerommel te horen. Jan stapt op de wal en kijkt richting Emlichheim.  De bliksem woedt nog boven het daar liggende wolkendek. Stijgt daarginds rook op? Is de bliksem ingeslagen? Jan en Hinnerk gaan terug naar de boerderij van Harm en Gesine. Hier wacht een uitgebreid avondeten op hen, een bed voor de nacht in het verse hooi en een goede nachtrust.

 

De volgende morgen zit ook Evert aan de ontbijttafel. Hij heeft geen pijn meer.  Jan en Hinnerk geeft hij het advies om snel te vertrekken, omdat met het goede weer en de constante oostenwind ze zeilend snel naar Zwolle kunnen komen. Jan staat aan de boeg van de zomp en kijkt achterom. De oostenwind brengt een kruidige geur vanaf de waterkant, waar jeneverbessen groeien en de heide bloeit. Jan ademt diep en denkt: het is hier mooi.

 

Eeuwen zijn vergaan. Ook ik sta aan de boeg van een zomp. Ik kijk vooruit. De westenwind blaast een kruidige geur vanuit de ondergelopen weiden, waar valeriaan groeit,  in mijn richting. Ik adem diep en denk: 

 

 

Het is hier mooi.